Buig € 416.000 voorlopig voordeel (eenjarig)
Gemeenten ontvangen inkomsten vanuit de gebundelde uitkering voor de bekostiging van uitkeringen (BUIG). Middels een verfijnd model van objectieve maatstaven wordt het beschikbare macrobudget verdeeld over gemeenten, om ze zo in staat te stellen de uitkeringen te kunnen bekostigen. Dat budget is ongeoormerkt: een gemeente mag een overschot vrij besteden, maar moet een tekort in beginsel ook zelf opvangen.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beleid rondom de uitkeringen en de loonkostensubsidie en voor de uitvoering ervan. Dit geeft gemeenten een prikkel om zoveel mogelijk mensen uit een uitkering te houden en aan het werk te helpen en houden. In de begroting is een realistische raming voor de uitgaven opgenomen, gebaseerd op een zo goed mogelijk in te schatten aantal bijstandsuitkeringen. Dit leidt tot een stijging van circa € 678.721 aan uitgaven.
Daar tegenover staat de ontwikkeling van de inkomsten BUIG (op basis van de meest recente voorlopige bijstelling), welke een stijging laat zien van € 695.687. Dit leidt tot een voordeel van € 16.966.
Een aantal ontwikkelingen op het BUIG budget zijn nog niet verwerkt en is nog niet betrokken bij de stijging van € 695.687. Het gaat onder andere om een stijging van de Buig door het effect van het hogere minimumloon. De verwachting is dat dit een (substantieel) voordeel zal opleveren. Het totale voordeel is dan per saldo € 415.976. Dit bedrag is een voorlopige raming en onder voorbehoud, omdat de definitieve uitkering van de BUIG nog niet bekend is. Om niet op voorhand middelen te claimen en de verwachting op bovengenoemd voordeel reëel is, wordt een deel dan ook ingezet voor de dekking van eenjarige nadelen binnen dit deelprogramma, zoals deze hieronder per onderwerp staan toegelicht.
Eventuele effecten van de definitieve inkomsten BUIG in relatie tot de verwachte uitgaven voor bijstand worden betrokken bij de 2e turap.